1500-1600

1505: Leonardo da Vinci werkt aan de Mona Lisa.

De Mona Lisa is het portret van een jonge vrouw met op de achtergrond een berglandschap. Ze zit op een loggia, gesuggereerd door het muurtje achter haar en de fragmentarische kolommen in de beeldrand, in een stoel waarvan de armleuning parallel aan het beeldvlak loopt en als het ware een afsluiting vormt tussen het model en de waarnemer. Haar torso staat schuin ten opzichte van het beeldvlak, maar haar gezicht is naar het beeldvlak gekeerd en ze kijkt de waarnemer aan. Ze draagt donkere kleding en over het haar een doorzichtige zwarte sluier. Die sluier werd dikwijls gezien als een symbool van rouw, maar anderen zeggen dat een dergelijke sluier ook gezien kan worden als een symbool van deugdzaamheid. Haar handen liggen gekruist op de leuning van de armstoel en ze lijkt klaar om een kindje in haar armen te dragen. De dame heeft geen wenkbrauwen of wimpers, maar in 2007 kon Pascal Cotte uit hogeresolutiescans afleiden dat wenkbrauwen en wimpers origineel aanwezig waren maar mettertijd waren uitgewist, misschien bij vroegere restauraties van het schilderij. De kopie die bijna gelijktijdig werd gemaakt en die bewaard wordt in het Prado in Madrid heeft wel wenkbrauwen. Opmerkelijk aan het schilderij is ook de breuk in de horizonlijn van de achtergrond.

Mona Lisa
Bron: Wikipedia 2017

1506: In 1506, toen zijn vader Filips de Schone stierf, erfde Karel V al diens landsheerlijkheden die tezamen de Bourgondische en later de Habsburgse Nederlanden genoemd werden. De belangrijkste waren het hertogdom Brabant, de graafschappen Vlaanderen en Holland en het Vrijgraafschap Bourgondië (Franche-Comté). Omdat Karel nog minderjarig was, nam zijn grootvader Maximiliaan I van Oostenrijk het regentschap op zich, maar omdat zijn aanwezigheid elders in Europa nodig was, benoemde hij zijn dochter Margaretha van Oostenrijk tot landvoogdes van de Bourgondische Nederlanden. Zij resideerde in Mechelen en maakte deze stad tot de feitelijke hoofdstad van de Bourgondische Nederlanden.
Karel met Johanna van der Gheynst en hun dochter Margaretha. Schilderij van Théodore-Joseph Canneel uit 1844
Margaretha’s taak eindigde formeel toen Karel V op 5 januari 1515 in een plechtige vergadering van de Staten-Generaal in het Paleis op de Koudenberg in Brussel meerderjarig werd verklaard. Vanwege haar ervaring bleef zijn tante wel een belangrijke rol in de regering spelen, mede omdat Karel direct na zijn aantreden begon met een lange rondreis door zijn nieuwe landsheerlijkheden. Daarbij vond in vele steden de traditionele Blijde Inkomst plaats, waarbij hij als de nieuwe vorst door zijn onderdanen gehuldigd werd.

Deze eerste rondreis was het begin van een bijna voortdurend rondtrekken. Vanwege het in die tijd nog heel persoonlijke karakter van het overheidsgezag was Karels aanwezigheid eigenlijk in al zijn landen vereist. Bovendien wilde hij uit ridderlijkheid graag zijn eigen troepen aanvoeren, die hem op slagvelden door heel Europa en zelfs tot in Noord-Afrika brachten. Op deze manier was Karel V ongeveer 1/3 van zijn leven in de Nederlanden onderweg, 1/3 in Spanje en 1/3 in de rest van Europa.

Bron: Wikipedia 2016

Karel V

1506: In 1506, toen zijn vader Filips de Schone stierf, erfde Karel al diens landsheerlijkheden die tezamen de Bourgondische en later de Habsburgse Nederlanden genoemd werden. De belangrijkste waren het hertogdom Brabant, de graafschappen Vlaanderen en Holland en het Vrijgraafschap Bourgondië (Franche-Comté). Omdat Karel nog minderjarig was, nam zijn grootvader Maximiliaan I van Oostenrijk het regentschap op zich, maar omdat zijn aanwezigheid elders in Europa nodig was, benoemde hij zijn dochter Margaretha van Oostenrijk tot landvoogdes van de Bourgondische Nederlanden. Zij resideerde in Mechelen en maakte deze stad tot de feitelijke hoofdstad van de Bourgondische Nederlanden.
Karel met Johanna van der Gheynst en hun dochter Margaretha. Schilderij van Théodore-Joseph Canneel uit 1844
Margaretha’s taak eindigde formeel toen Karel op 5 januari 1515 in een plechtige vergadering van de Staten-Generaal in het Paleis op de Koudenberg in Brussel meerderjarig werd verklaard. Vanwege haar ervaring bleef zijn tante wel een belangrijke rol in de regering spelen, mede omdat Karel direct na zijn aantreden begon met een lange rondreis door zijn nieuwe landsheerlijkheden. Daarbij vond in vele steden de traditionele Blijde Inkomst plaats, waarbij hij als de nieuwe vorst door zijn onderdanen gehuldigd werd.

Deze eerste rondreis was het begin van een bijna voortdurend rondtrekken. Vanwege het in die tijd nog heel persoonlijke karakter van het overheidsgezag was Karels aanwezigheid eigenlijk in al zijn landen vereist. Bovendien wilde hij uit ridderlijkheid graag zijn eigen troepen aanvoeren, die hem op slagvelden door heel Europa en zelfs tot in Noord-Afrika brachten. Op deze manier was Karel V ongeveer 1/3 van zijn leven in de Nederlanden onderweg, 1/3 in Spanje en 1/3 in de rest van Europa.

Bron: Wikipedia 2016

Onder de naam Thurn en Taxis zou deze organisatie grote naam en faam verwerven op postgebied. Door de veroveringen van Willem van Oranje tijdens de 80-jarige oorlog had Thurn en Taxis veel macht en aanzien verloren.

 

 Het boek “Hamont. De geheimen van zijn
brievenpost. Achel op een kruispunt
van de diligences” auteurs
Guido Tijskens en
Luk Van de Sijpe, pag 5 Hamont.

1520:  Het jaar waarin dwars door het veengebied de Herenweg, vanaf de noordoever van de Oude Rijn naar Amsterdam werd aangelegd. Hierdoor kwam het verkeer te land van Amsterdam naar Rotterdam voor een groot deel door Oudshoorn en Alfen. Dat maakte Oudshoorn en later Alfen een ideale plaats om te dienen als nationaal en zelfs internationaal ontmoetingsplaats voor het verwisselen van poststukken. Oudshoorn lag dus redelijk centraal ten opzichte van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht.

Bron:
N. Nieumeijer

1525:
Jan de Bakker (ook wel Jan Jansz) (Woerden, rond 1 september 1499 – Den Haag, 15 september 1525) was de eerste protestantse martelaar in de noordelijke Nederlanden. Hij is ook bekend onder de naam Jan van Woerden of in het Latijn Johannes Pistorius Woerdensis. Op 10 mei 1525, werd hij op bevel van de landvoogdes Margaretha van Oostenrijk gevangengenomen. Hij werd wegens ketterij gevangengezet in de Voorpoort te ’s Gravenhage, waar hij met tussenpozen 4 maanden lang werd verhoord. Tijdens deze verhoren verklaarde hij het celibaat te verwerpen en zelf in het geheim getrouwd te zijn. Zijn vader, die  intussen uit zijn ambt als koster was ontzet, zocht zijn zoon nog op in de gevangenis.

Na een proces werd hij op 11 september tot de brandstapel veroordeeld. Het vonnis luidde “te povre toe gebrant zulcx dat van hem geene memorie meer zij.”

Na een laatste poging om hem te bekeren, werd hij door onder andere de inquisiteurs Ruard Tapper en Claes Coppijn de Montibus veroordeeld op grond van zijn Wycliffitische en Lutherse ketterijen. Een belangrijk verwijt dat men hem maakte was dat hij de Katholieke sacramenten en ceremoniën zoals de eucharistie verwierp.

Bron Wikipedia 2017

1526: Vanuit Alfen was Gouda tot 1505 alleen via het water te bereiken voor paard (en wagen). Reden was dat de dijken, waarop de paden waren aangelegd te zwak waren voor het vervoer met paard (en wagen). Te voet was het dus wel gewoon mogelijk Gouda te bereiken. Van 1505 was het mogelijk om vanuit Alfen via Bodegraven en Reeuwijk naar Gouda te reizen. Onderstaand volgt een verhaal om een beeld te krijgen hoe de route liep en ging lopen.

Ik begin het verhaal over de postroute vanuit het “Genraal Comptoir” te Oudshoorn en het latere posthuis in Alphen. Vanuit herberg “De Prins van Oranje” in Oudshoorn begint de route zuidwaarts naar Alfen. Men slaat na een paar honderd meter rechtsaf  en gaat de enige brug over de Oude Rijn over, om vervolgens linksaf de Dorpsstraat in te gaan. Na enige honderden meters verlaat men de ‘bebouwde kom’ van Alfen en vervolgt men via de Rijksstraatweg tot aan het buurtschap Gouwsluis. Deze Rijksstraatweg bestaat uit een beperkte verharding van steenslag of slecht uit aangestampt zand..
In het buurtschap doemt de Goudsche Sluijs op. Een smalle sluis met daaroverheen een enkele klapbrug. Bij de uitbreiding in 1589 kwam er een tweede sluis bij en daar over kwam een dubbele klapbrug te liggen. Hierdoor ontstond een brugeiland in de monding van de Gouwe. De route wordt vervolgd via de Rijksstraatweg, nog steeds een verhard pad met daarlangs een sloot. Na een aantal kilometers komt men in het dorpje Zwammerdam, waardoor heen de weg loopt, om weer na enige kilometers in Bodegraven te belanden. Langs de Rijksstraatweg staan weinig huizen, slechts een enkele boerderij. Vanaf Bodegraven gaat men langs een grote vaart of wetering naar Reeuwijk en vervolgens naar Gouda.
In 1594 wordt de route verlegd, dan gaat men als de Goudsche Sluijs is gepasseerd na zo’n anderhalve kilometer rechtsaf , het pas aangelegde Amsterdamsche Pad (later Goudsche Rijpad) op om vervolgens in Boskoop uit te komen.

In 1526 werd er al een weg aangelegd van Gouda naar Waddinxveen en 3 jaar later in 1529 werd er een weg aangelegd van Waddinxveen naar Boskoop. Deze weg liep door het buurtschap Middelburg en werd dan ook Middelburgseweg genoemd. Als deze werkzaam-heden werden uitgevoerd op kosten van de stad Gouda, die het handelsverkeer met Amsterdam wilde bevorderen. In 1580 had de stad Gouda grond gekocht in Boskoop en in 1594 werd er een weg aangelegd van Boskoop naar de Oude Rijn onder Alfen. Deze weg, die Amsterdamsche Pad en later Goudsche Rijpad werd genoemd, maakte het mogelijk om via een kortere route vanuit Alfen, via Boskoop en Waddinxveen naar Gouda te reizen. Tijdwinst was het resultaat. Nu is het woord weg wel erg groot, want eigenlijk waren het slechts zandpaden, die later werden verhard met steenslag, met aan weerszijden sloten. De wegen liepen dwars door uitgestrekte velden.
Toen het gebruik van de postroutes goed op gang kwam, kon men dus gebruik maken van genoemde wegen (ook met paard en wagen) om de bestemmingen te bereiken. De stad Gouda had zich wel het recht voorbehouden om op genoemde wegen tol te heffen. Zo stonden er op het Goudsche Rijpad zowel aan de Rijnzijde als aan de zijde van Boskoop slagbomen en tolgaardershuizen. Grootverbruikers van de tolwegen, zoals postbestellers waren vrijgesteld of hadden afspraken met betrekking tot het betalen van tol.
Vanaf Boskoop ging men via de Middelburgseweg, dwars door de polders naar Waddinxveen, om van daar via ‘Den Baars’ (tegenwoordig Baarsjeskade) in Gouda te belanden. Ik neem aan dat de stad Gouda ook een wisselstation voor post was, doch daar heb ik geen informatie over. Mogelijk dat men daarover informatie kan verkrijgen bij “Het Streekarchief Midden Holland” in Gouda.

Bron:
Postwezen Oudshoorn

1529: Vanuit Alfen was Gouda tot 1505 alleen via het water te bereiken voor paard (en wagen). Reden was dat de dijken, waarop de paden waren aangelegd te zwak waren voor het vervoer met paard (en wagen). Te voet was het dus wel gewoon mogelijk Gouda te bereiken. Van 1505 was het mogelijk om vanuit Alfen via Bodegraven en Reeuwijk naar Gouda te reizen. Onderstaand volgt een verhaal om een beeld te krijgen hoe de route liep en ging lopen.

Ik begin het verhaal over de postroute vanuit het “Genraal Comptoir” te Oudshoorn en het latere posthuis in Alphen. Vanuit herberg “De Prins van Oranje” in Oudshoorn begint de route zuidwaarts naar Alfen. Men slaat na een paar honderd meter rechtsaf  en gaat de enige brug over de Oude Rijn over, om vervolgens linksaf de Dorpsstraat in te gaan. Na enige honderden meters verlaat men de ‘bebouwde kom’ van Alfen en vervolgt men via de Rijksstraatweg tot aan het buurtschap Gouwsluis. Deze Rijksstraatweg bestaat uit een beperkte verharding van steenslag of slecht uit aangestampt zand..
In het buurtschap doemt de Goudsche Sluijs op. Een smalle sluis met daaroverheen een enkele klapbrug. Bij de uitbreiding in 1589 kwam er een tweede sluis bij en daar over kwam een dubbele klapbrug te liggen. Hierdoor ontstond een brugeiland in de monding van de Gouwe. De route wordt vervolgd via de Rijksstraatweg, nog steeds een verhard pad met daarlangs een sloot. Na een aantal kilometers komt men in het dorpje Zwammerdam, waardoor heen de weg loopt, om weer na enige kilometers in Bodegraven te belanden. Langs de Rijksstraatweg staan weinig huizen, slechts een enkele boerderij. Vanaf Bodegraven gaat men langs een grote vaart of wetering naar Reeuwijk en vervolgens naar Gouda.
In 1594 wordt de route verlegd, dan gaat men als de Goudsche Sluijs is gepasseerd na zo’n anderhalve kilometer rechtsaf , het pas aangelegde Amsterdamsche Pad (later Goudsche Rijpad) op om vervolgens in Boskoop uit te komen.

In 1526 werd er al een weg aangelegd van Gouda naar Waddinxveen en 3 jaar later in 1529 werd er een weg aangelegd van Waddinxveen naar Boskoop. Deze weg liep door het buurtschap Middelburg en werd dan ook Middelburgseweg genoemd. Als deze werkzaam-heden werden uitgevoerd op kosten van de stad Gouda, die het handelsverkeer met Amsterdam wilde bevorderen. In 1580 had de stad Gouda grond gekocht in Boskoop en in 1594 werd er een weg aangelegd van Boskoop naar de Oude Rijn onder Alfen. Deze weg, die Amsterdamsche Pad en later Goudsche Rijpad werd genoemd, maakte het mogelijk om via een kortere route vanuit Alfen, via Boskoop en Waddinxveen naar Gouda te reizen. Tijdwinst was het resultaat. Nu is het woord weg wel erg groot, want eigenlijk waren het slechts zandpaden, die later werden verhard met steenslag, met aan weerszijden sloten. De wegen liepen dwars door uitgestrekte velden.
Toen het gebruik van de postroutes goed op gang kwam, kon men dus gebruik maken van genoemde wegen (ook met paard en wagen) om de bestemmingen te bereiken. De stad Gouda had zich wel het recht voorbehouden om op genoemde wegen tol te heffen. Zo stonden er op het Goudsche Rijpad zowel aan de Rijnzijde als aan de zijde van Boskoop slagbomen en tolgaardershuizen. Grootverbruikers van de tolwegen, zoals postbestellers waren vrijgesteld of hadden afspraken met betrekking tot het betalen van tol.
Vanaf Boskoop ging men via de Middelburgseweg, dwars door de polders naar Waddinxveen, om van daar via ‘Den Baars’ (tegenwoordig Baarsjeskade) in Gouda te belanden. Ik neem aan dat de stad Gouda ook een wisselstation voor post was, doch daar heb ik geen informatie over. Mogelijk dat men daarover informatie kan verkrijgen bij “Het Streekarchief Midden Holland” in Gouda.

Bron:
Postwezen Oudshoorn